Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Joab zeide tot hem: Gij zult dezen dag [33]geen boodschapper zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, [34]daarom dat des konings zoon dood is. 33. Hebreeuws, geen man des boodschaps, of der tijding. Vergelijk boven, hfdst.8 vs.10. 34. Hij wil zeggen: Gij zoudt een tijding brengen, die den koning niet aangenaam zou zijn. Anders, want het zou zijn van den doden zoon des konings.